Slaven van de maatschappij
Honderden jaren geleden zochten ontsnapte slaven hun toevlucht in de valleien van Mafate. Slaven die moesten werken om de Franse, koloniale maatschappij draaiende te houden. Mijn meest pessimistische zelf zou durven zeggen dat Mafate ook vandaag nog slaven aantrekt—slaven van de moderne, hoogtechnologische wereld. Mensen die (even) willen ontsnappen aan de constante bereikbaarheid en de (schijnbare) voortdurende beoordeling in een online wereld. Persoonlijk is dit een van de belangrijkste redenen waarom ik een zwak heb voor afgelegen plekken. Hier kan ik mezelf afsluiten van de wereld en tot mezelf komen. Tijd voor innerlijke reflectie is tegenwoordig schaars, want ja, je moet blijven meedraaien in de ratrace die onze maatschappij is. Hier in Mafate lijkt de tijd echter even stil te staan—en dat is puur genieten!
Om de tijdloosheid te benadrukken heb ik er voor gekozen onderstaande foto's om te zetten in zwart-wit.
Binnenkomen door de grote poort
Zoals eerder gezegd, is Mafate enkel bereikbaar te voet of met een helikopter. Zelf ben ik drie keer Mafate binnengekomen via het zuiden, door de Rivière des Galettes te volgen. De eerste twee keer daalde ik af vanaf Roche Écrite via Dos d’Âne, een slaperig dorpje in het hoogland. Afhankelijk van de hoeveelheid wolken in de vallei heb je hier een ronduit adembenemend uitzicht.
Hoogtevrees mag je hier niet hebben, want de vallei ligt slechts een paar meter naast je en duikt tot 1400 meter de diepte in. Mauritiussalanganen (verwant aan onze gierzwaluwen) en maskarenenzwaluwen houden je gezelschap terwijl ze langs de rotsen scheren en kirrend voorbijvliegen. Met wat geluk zie je ook geelsnavelkeerkringvogels, die lager langs de beboste rotsen vliegen op zoek naar nestgelegenheid.
De derde keer kwam ik Mafate vanuit de hoogte binnen door de Canalisation des Orangers te volgen. Dit afwateringskanaal zorgt ervoor dat water naar de kurkdroge westkant van het eiland kan stromen. Terwijl je al wandelend de richel volgt, met zowel boven als onder je 1000 meter aan rots, besef je pas wat een huzarenstuk het was om dit technische hoogstandje in de jaren zestig, na tien jaar werken, te voltooien.
Ook leuk: langs de Canalisation wandel je voorbij de Cascade des Flamands, een miezerige waterval die zijn naam niet gestolen heeft. Beneden in de diepte ligt Îlet des Flamands, een nederzetting gesticht door Vlamingen. Naast ontsnapte slaven zochten ook arme boeren (Les Petits Blancs) naar een beter leven in Mafate.
Knuffelbare bergruggen
Eens je Mafate binnentreedt, valt je mond open. De kleine nederzettingen – îlets genaamd – liggen knus op de weinige vlakke plateaus die Mafate rijk is. Wat ik misschien zelf het mooiste vond, is hoe de opkomende zon voor een lichtspektakel zorgt. Traag maar zeker priemen er steeds meer zonnestralen over de haarscherpe bergruggen. Hoewel deze bergen opwandelen doorheen de dag een brute bedoening is, hebben de spaarzaam belichte flanken in de ochtend iets gemoedelijks, bijna knuffelbaars. Ik adem dan altijd diep in en waan me intens gelukkig.

Een ander minstens even mooi spektakel is hoe de wolken als een dekentje de valleien binnenrollen in de namiddag. Het is het teken dat er rustiger aan gewandeld mag worden, dat de dag bijna om is. Dat valt hier overigens op, zo dicht bij de evenaar: schemering bestaat hier amper. De lichtknop van de aarde kent hier twee standen: volledig aan of volledig uit. De wolken doen het harde afzien tijdens het klimmen weer vergeten. Handig systeem zo: 's ochtends en 's avonds mensen met open mond naar je laten kijken, terwijl je ze overdag brutaal afmat. Ik hou wel van dat harde, no-nonsense karakter van dit landschap.
De mooiste zonsopgang ooit?
Misschien maakte ik een van de mooiste zonsopgangen van mijn leven mee tijdens mijn laatste ochtend in Mafate. De avond ervoor had ik overnacht in Îlet des Orangers, waar ik de enige gast was op een camping. De eigenaar had voor mij een heerlijk diner bereid (een soort curry van kip, linzen en rijst) op traditionele Creoolse wijze. Tijdens ons gesprek leerde ik veel bij en kreeg ik nog meer respect voor de mensen die hier leven.
Zo loopt Jean Martel, wanneer hij naar de winkel wil, eerst 16 kilometer langs het afwateringskanaal totdat hij bij de dichtstbijzijnde bushalte komt. Daar neemt hij de bus naar Saint-Paul, de grootste stad aan de westkust. Nadat hij daar zijn inkopen heeft gedaan, neemt hij de bus naar Maïdo, een bergpas boven Mafate, waarna hij met zijn rugzak vol eten weer afdaalt naar Îlet des Orangers. Tijd heeft in deze wereld een andere dimensie dan bij ons.
Mijn doel was om tijdens mijn laatste ochtend Maïdo te beklimmen en van een laatste zonsopgang te genieten. Mijn wekker ging al om 4:30 af, terwijl het nog pikdonker was. Ik had ruim anderhalf uur de tijd om de eerste bergpas te bereiken, zo'n 500 meter hoger. Ter verduidelijking: Îlet des Orangers ligt op 900 meter hoogte, Maïdo net geen 2200 meter. Ik had dus nog een flinke klim voor de boeg. Aangekomen bij de bergpas doe ik mijn rugzak af en ga ik aan de rand van de richel zitten. De zon schijnt prachtig tussen twee bergpieken door. Ik sluit deze plek in mijn hart—een plek die ik nooit zal vergeten.
Back to Top